oudnormandisch woord (= fils, zoon), werd in Engeland en Ierland vóór den naam des vaders geplaatst, om den geslachtnaam te vormen, bijv. Fitzwilliam, Fitzgerald, enz.
In later tijd werd het praelix F. voornamelijk gebezigd voor onechte zonen van engelsche koningen en prinsen, bijv. Fitzroy, Fitzjames, Fitzclarence.