groothertogen van Toskanen:
I (van 1587 tot 1609) en II (van 1621 lot 1690), beiden uit het geslacht der Medicis, hebben niets verricht, dat bijzondere vermelding verdient.
III, uit het huis Lotharingen-Oostenrijk, geb. 6 Mei 1769, tweede zoon van aartshertog Leopold (later keizer Leopold II) en Maria Louise van Spanje, aanvaardde 2 Juli 1790 de teugels van bet bewind, dat hij voerde met geestkracht en beleid. Hij was de eerste vorst, die de fransche republiek erkende, doch werd door Engeland gedwongen 1793 deel te nemen aan de coalitie tegen Frankrijk; 9 Febr. 1795 sloot hij met Frankrijk vrede; doch -reeds in het volgende jaar zag hij zijn rijk overweldigd door de troepen van Bonaparte, die zich 1799 meester maakte van geheel Toskanen, terwijl F. het raadzaam had geoordeeld de vlucht te nemen naar -Weenen. Terwijl eerst Lodewijk van Parma, later Elise Bonaparte den troon van Toskanen beklom, had F. reeds in 1801 afstand daarvan gedaan, waarvoor hij 26 Dcc. 1802 het keurvorstendom Saltzburg als schadeloosstelling ontving, het welk hij echter in 1805 verruilde voor Wurzburg, dat bij de toetreding tot den Rijnbond een groothertogdom werd. In 1814 werd F. op den toskaanschen troon hersteld. Sedert 1802 weduwnaar van Louise, prinses der Beide Siciliën, trouwde hij 1821 Maria, dochter van prins Maximiliaan van Saksen. Hij stierf 17 Juni 1824, en werd opgevolgd door zijnen zoon Leopold II.
IV, geb. 10 Juni 1835, zoon van Leopold II, uit diens tweede huwelijk met prinses Antonie van Napels, beklom bij zijns vaders abdicatie 21 Juli 1859 den troon; doch zijn rijk werd ingelijfd bij het 1861 gevormde nieuwe koningrijk Italië; sedert dien tijd houdt F. verblijf te Dresden en te Lindau.