geb. 27 Jan. 1808 te Ludwigsburg, is een der groote denkers van onze eeuw, die het gewaagd hebben de leerstukken van het Christendom aan eene wetenschappelijke kritiek te onderwerpen. Door zijn boek Das Leben Jesu (2 dln.
Tubingen 1835; 4e druk 1840) verloor hij zijne betrekking als leeraar aan het theolog. seminarie te Tubingen, en riep hij een aantal tegenschriften in het licht; de storm, dien hij tegen zich had gaande gemaakt, was zoo groot, dat hij het geraden vond niet de tegenkanting te braveeren, die zich tegen hem openbaarde, toen hij in Mei 1839 benoemd was tot professor der dogmatiek en kerkelijke geschiedenis te Zurich, welk ambt hij dus niet eens aanvaardde, terwijl die benoeming zelfs kort daarna (6 Sept.) den val der regeering van Zurich ten gevolge had. Sedert dien tijd heeft S. als particulier afwisselend verblijf gehouden te Ileidelberg en te Heilbronn, en nog veel geschreven, ook inzonderheid ter wederlegging van zijne bestrijders. Ook in Nederland was de naam van S. een afschuw, zoo zelfs, dat eene vertaling van zijn boek, zoodra het eerste stuk daarvan te Groningen in het licht verscheen, algemeen uit den nederlandschen boekhandel geweerd en de groningsche uitgever gedwongen werd de verdere uitgaaf te staken. Een twintigtal jaren later heeft te Haarlem eene Holl. vertaling van Das Leben Jesu ongehinderd het licht gezien, zoodat de nederl. boekhandel toen is gezuiverd van de blaam, de wetenschappelijke kritiek (waardoor de waarheid overigens nooit anders dan winnen kan) te willen smoren.