Geographisch- historisch woordenboek

Servaas de Bruin, D. Noothoven van Goor (1869)

Gepubliceerd op 21-10-2021

Carinthië

betekenis & definitie

duitsch Karnthen, oude prov. der oostenrijksche landen (Illyrié), grensde ten Z. aan Carniola, ten O. en N. aan Stiermarken, ten W. aan Tirol; hoofdpl. Klagenfurth.

C. is 188 vierk. mijlen groot, heeft eene bevolking van 333,000 zielen, wordt doorsneden door de Carnische en Norische alpen, is rijk aan mineralen, inz. lood. Oorspronkelijk bewoond door de Carantanen (lat. Caraniani), behoorde C. achtereenvolgend aan het romeinsche rijk, aan de Herulen, aan de Oost-Gothen, aan de Awaren, aan Karel den Groote, die er een markgraafschap van maakte, dat onderhoorig was aan het hertogdom Friuli (Frioul). Arnulf werd hertog van C. in 880, en vereenigde 887 zijn hertogdom met Beijeren; doch 977 werd het weder daarvan gescheiden, door Otto II. In 1058 bekwam het Huis van Zahringen de marke van Verong; vandaar de titels van hertog en markgraaf, die de leden van dit huis droegen, zelfs nadat zij die beide leenen niet meer bezaten. Vervolgens ging C. o ver aan het huis Murzthal (1073), aan dat van Ortenburg (1127), van Bohemen (1269), van Gortz (1282), en eindelijk aan het oostenrijksche huis (1336).

< >