een florentijnsch geslacht, afkomstig uit Barberino in Toskanen, heeft zijn roem voornamelijk te danken gehad aan prins Antonio I B., die eene uitmuntende opvoeding liet geven aan de zonen zijns broeders, van welke de jongste, Rafael B., een beroemd ingenieur werd en door hertog Alba als gezant werd afgevaardigd naar koningin Elizabeth ; de andere zoon, Maffeo B., zat als Urbanus VIII op den pauselijken stoel van 1623 lot 1644. Deze paus overlaadde zijne neven met gunsten en rijkdommen; drie hunner (een Francesco en twee Antonioos) werden met den kardinaalshoed begiftigd, en de vierde (Taddeo) werd benoemd tot opperbevelhebber over de pauselijke troepen.
De zooeven genoemde Francesco II B. (kardinaal sedert 1623) stichtte de beroemde Bibliotheek Barberini van 60,000 boeken en 9000 manuscripten, en vertaalde Marcus Aurelius. De genoemde Taddeo B. trad in den echt met Anna Colonna, en bragt door dit huwelijk het hertogdom Palestrina en de bezittingen der Colonnaas aan zich, waardoor legende familieB.deafgunst werd gaande gemaakt van de familiën Este, Farnese en Medici, hetgeen er niet op verbeterde toen de Barberini, misbruik makende van hunnen invloed, den hertog van Parma (Eduard Farnese) van de hertogdommen Castro en Ronciglione zochten te berooven, en den paus overhaalden om aan dien hertog den oorlog te verklaren, welke oorlog niet zeer schitterend voor de B. eindigde (1644), enten gevolge waarvan zij, algemeen gehaat om hunne knevelarijen, door paus Innocentius naar Frankrijk werden gebannen, waar Antonio B. (ook als geleerde beroemd) bisschop van Poitiers werd, zich later met den paus verzoende, en naar Italië terugkeerde, waar hij 1677 stierf. Naauwelijks 109 jaren na den dood van paus Urbanus VIII was de mannelijke linie van het geslacht B. uitgestorven. Cornelia Constantia B. was 1728 in den echt getreden met Julio Cesare Colonna, prins van Carbagnano en hertog van Barsanello, die het geslachtwapen en den naam der B. hij de zijnen voegde; deze linie wordt thans (helft 19e eeuw) vertegendigd door don Francesco IV B. Onder de bezittingen der familie B. behoort een der prachtigste paleizen van Rome, versierd met tal van kunstgewrochten, tot dat einde uit Rome's antieke monumenten weggeroofd, waaruit het spreekwoord is ontstaan Quod non fecerunt Barbari, fecere Barberini, d. i. wat de Barbaren niet gedaan hebben, hebben de Barberini gedaan. In dit paleis had Thorwaldsen een geruimen tijd zijn atelier.
