(Philipe d’), gest. omstreeks 1650, was een geleerde rabbijn van Carpentras, omhelsde het Christendom,en werd hoogleeraarindehebreeuwsche taal aan het -Collége de France” onder Lodewijk XIII, die hem ook tot tolk voor het Hebreeuwsch benoemde.Hij schreef een "Hebreeuwsch-ChaldeeuwschTalmudisch-Rabbijnseh woordenboek”(Parijs 1629), en een werk getiteld -Wortels der heilige taal” (Parijs 1620).
(Louis), zoon van den vorige, insgelijks een uitstekend oriëntalist, leverde eene met aanteekeningen verrijkte latijnsche vertaling van BenGersin’s Commeutanen op de boeken Job enEsther.
(Louis Claude d’), beroemd organist, geb. te Parijs 1698, gest. 1772, had een talent, hetwelk zich reeds zoo vroegtijdig ontwikkelde, dat hij pas zes jaren oud was toen Lodewijk XlVziju spel bewonderde; op zijn achtstejaarcomponeerde hij reeds zeer verdienstelijke stukken. Uit vreemde landen kwam men opzettelijk naar Parijs om hem te hooren.