Geographisch- historisch woordenboek

Servaas de Bruin, D. Noothoven van Goor (1869)

Gepubliceerd op 21-10-2021

Anweiler

betekenis & definitie

kantons-stad in den beijerschen Palts, aan de Queich, niet ver van Landau, met 2600 inw., wier hoofdbronnen van bestaan zijn: leerlooijerij, verwerij, papier-vervaardiging en destillatie van kersenpitten-water (Kirschwasser). Van omstreeks 1219 tot 1330, in welk laatstgenoemd jaar deze stad door keizer Lodewijk IV aan de paltsgraven bodewijk en Ruprecht verpand werd, was zij eene vrije rijksstad.

Het door de Queich doorstroomd wordende Anweiler-dal is een der bekoorlijkste punten in den Palts; daar ligt onder anderen de ruïne van het beroemde kasteel Trifels, waar in 1192 Richard Leeuwenhart gevangen zat.Het kanton A. heeft 25 gemeenten met 17,000 inw., waarvan de helft Protestanten.

< >