Frans woordenboek (FR-NL)

Dr. F.P.H. Prick van Wely (1952)

Gepubliceerd op 13-07-2022

Tourner

betekenis & definitie

I. draaien; omdraaien, omkeren, omslaan; ronddraaien; winden, wikkelen; keren; (om)roeren; scheef lopen [schoenen]; opnemen, filmen; spelen in [een film]; richten, wenden; omtrekken, omzeilen, vermijden; tourner bien un compliment, een aardig complimentje weten te maken; bien tourner une lettre, een brief goed inkleden (opstellen); tourner bride, omkeren; tourner le dos à qn., iemand de rug toekeren; iemand met de nek aanzien; tourner l’ennemi, de vijand omtrekken; tourner la loi, de wet ontduiken; tourner le(s) sang(s) à qn., iem. aangrijpen; iem. ontstellen; tourner la tête, het hoofd om wenden, omzien; tourner la tête à qn., iem. ’t hoofd op hol brengen; tourner qn. à son gré, iem. naar zijn hand zetten; tourner tout en bien (en mal), alles ten goede (ten kwade) keren; alles van de gunstigste (slechtste) kant opnemen of verklaren; tourner qn. en tous sens, iem. handig uithoren; tourner les yeux vers, de ogen wenden naar;

II. draaien, keren, zwenken; ronddraaien; zich wenden; veranderen; een wending nemen, zuur worden, schiften, bederven; kleuren, beginnen rijp te worden; spelen [in een film]; le pied lui a tourné, hij hoeft zijn voet verzwikt; la tête lui tourne, hij is draaierig, het duizelt hem; het hoofd loopt hem om; le vent a tourné, de wind is gedraaid; tourner autrement, anders lopen, een andere wending nemen; tourner bien, goed gaan, een gunstig verloop hebben; cette affaire tourne mal, die zaak loopt verkeerd; ce jeune homme tourne mal, dat jongmens gaat de verkeerde weg op; le lait a tourné à l'aigre, de melk is zuur geworden; tourner à bien, een gunstige wending nemen; tourner à la dévotion, vroom worden; tourner à gauche, links afslaan; tourner à tout vent, met alle winden meedraaien; tourner au froid, koud beginnen te worden [v. weer]; tourner au tragique, tragisch worden; tourner au vert, een groene tint aannemen; tourner au vinaigre, zuur worden [v. wijn]; tourner autour de..., om... heendraaien; tourner en, veranderen in, worden tot; tourner sur, draaien om; tourner sur soi-même, in de rondte draaien; tout tourne sur vous, alles draait om u;

III. il tourne cœur, er wordt harten gekeerd; de quoi tourne-t-il?, wat is troef;

IV. se tourner, zich keren (wenden); se tourner en, veranderen in; se tourner vers qn., zich naar (tot) iemand wenden.

< >