I. bebouwer, akkerman.
II. 1. wortelscheut, jonge tak, schoot, uitloper; 2. wortelscheuten uitzenden; uitlopen, uitstoelen.
III. 1. roerpen; helmstok; 2. handvat.
Gepubliceerd op 13-04-2022
betekenis & definitie
I. bebouwer, akkerman.
II. 1. wortelscheut, jonge tak, schoot, uitloper; 2. wortelscheuten uitzenden; uitlopen, uitstoelen.
III. 1. roerpen; helmstok; 2. handvat.
Log hier in om direct te kunnen beginnen met schrijven.
Wil je dit begrip toevoegen aan je favorieten? Word dan snel vriend van Ensie en geniet van alle voordelen: