I. verplaatsen, verleggen, verzetten, verschuiven; [in een hogere klasse] doen overgaan; verwijderen, afvoeren [v. lijst]; wegbrengen, wegzenden, ontslaan, afzetten [hoed of ambtenaar]; uittrekken; uit de weg ruimen; verdrijven, wegnemen; opheffen; wegmaken, uitwissen; overbrengen [meubels]; verhuizen; be removed, overgaan; remove a boy from school, van school (af)nemen; remove the cloth, (de tafel) afnemen; removed from hls office, ontslagen, ontheven van zijn ambt; houses removed from the roadside, van de weg afstaand;
II. verhuizen;
III. bevordering [tot hogere klasse]; soms: tussenklasse; gerecht [op menu]; graad [v. bloedverwantschap]; afstand; soms: verhuizing; he did not get his remove, he missed his remove, hij ging niet over.