I. uitgestrekt, nedergeworpen, (terneer)liggend, terneergebogen, verootmoedigd, uitgeput; fall prostrate, op zijn aangezicht (neder)vallen, een knieval doen (voor before).
II. 1. ter aarde werpen, nederwerpen, omverwerpen, in het stof doen buigen of vernederen; vernietigen; uitputten; 2. prostrate oneself, een knieval doen, in het stof buigen (voor before).