I. mengen, vermengen; aanmaken [salade]; mix up, 1. dooreen-, vermengen; 2. (met elkaar) verwarren; mix one up in it, iemand in iets betrekken; mixed up with, vermengd met; betrokken bij;
II. zich (laten) vermengen; mix in society, „uitgaan”; mix with, ook: omgaan met.