Woordenboek Engels (EN-NL)

Dr. F.P.H. van Wely (1951)

Gepubliceerd op 28-02-2022

grub

betekenis & definitie

I. larve, made; ploeteraar; slons; eterij, kost; his grub and (his) bub, zijn natje en zijn droogje;

II. graven, wroeten; zich afbeulen (op at); ploeteren (aan away at); bikken, schransen; grub along (on), door-, voortploeteren (aan);

III. opgraven, om-, uitgraven, rooien (ook: grub up).

< >