Woordenboek Engels (EN-NL)

Dr. F.P.H. van Wely (1951)

Gepubliceerd op 28-02-2022

drop

betekenis & definitie

I. drop, drup(pel); slokje; oorbel, oorknop; (zuur)drupsje, flikje; scherm; valluik [v. galg]; val; (prijs)daling;

II. laten vallen, neerlaten, af-, uitwerpen [uit vliegtuig]; laten druppelen; neerslaan [ogen], laten dalen [stem]; laten varen; opgeven; laten schieten; weglaten; zich laten ontvallen; [een passagier] afzetten, [pakje] aanreiken; neerleggen [wild]; verliezen [bij het spel]; drop it!, schei uit!; drop a hint, een wenk geven; drop a line, een lettertje schrijven;

III. druppelen, druipen; (om-, neer)vallen, komen te vallen; dalen; zakken; gaan liggen [v. wind]; ophouden; his face dropped, zijn gezicht betrok; hij zette een lang gezicht; the matter dropped, de kwestie bleef nu rusten, daarbij bleef het; drop across one, 1. iemand tegen ’t lijf lopen; 2. hem een reprimande toedienen; drop away, afvallen [v, e. partij], zich verwijderen; langzaam achteruitgaan; drop behind, achter raken; drop down, neerzinken; [de rivier] afzakken; drop in, binnenvallen; even aan-, oplopen (bij iemand upon one); één voor één binnenkomen; drop off, komen te vallen; in slaap vallen; zie ook: drop away; drop on one, 1. iemand tegen het lijf lopen; 2. hem de oren wassen; drop out, afvallen, uitvallen; verdwijnen; drop out of use, in onbruik raken; drop round, even aanwippen; drop to the rear, achterraken.

< >