I. slepen (met), sleuren; (af)dreggen; met een sleepnet (af)vissen; remmen; eggen;
II. slepen; fig traineren; niet vlotten, niet opschieten; omkruipen [v. tijd]; drag along, voortslepen; drag by, omkruipen [tijd]; drag in, er bij halen, met de haren er bij slepen; drag on, (zich) voortslepen; omkruipen [tijd]; drag out, rekken, lang aanhouden; voortslepen; drag up, in het ruwe grootbrengen;
III. ’t slepen; dreg; drijfanker; sleepnet; eg; ruwe slede; soort diligence; rem (schoen); (lucht)weerstand; fig rem.