1 omtrek, omvang; omwe2; grens; gebied, ruimte; bestek, bereik; kompas; fetch (go, take) a compass, een omweg maken, niet rechtstreeks op het doel afgaan;
II 1 omvatten, omarmen, in sluiten, omringen; begrijpen; 2 bereiken, volvoeren, verkrijgen, verwerven; beramen; zie ook: compasses.