I aanbrengen, leggen (op to), aanleggen; aanwenden, toepassen, gebruiken;
II
1 van toepassing zijn (op to), gelden (voor to);
2 zich aanmelden, zich vervoegen;
3 solliciteren (naar for); apply for, ook: aanvragen, inschrijven op; apply to,
ook:
1 zich wenden tot;
2 betrekking hebben op, slaan op;
III apply oneself to, zich toeleggen op.