taalgeleerde en kunsthistoricus (Heidelberg 1589/90-Windsor 19.11.1677). Studeerde in Leiden, was predikant, custos van de graaf van Arundel en Surrey, mentor van Albericus de Vere, graaf van Oxford, wiens moeder Bauck van Hemmema was.
Met De Vere verbleef hij tussen 164246 in Nederland. Grondlegger van de studie van de Oudgermaanse talen, interesseerde zich ook voor het Fr.
Kopieerde Oudfr. teksten (o.a. de Codex Unia) en gedichten van Gysbert Japicx, bij wie hij vele aantekeningen over 17de-eeuwse Fr. teksten maakte. Correspondeerde over Fr. woorden met Janus Vlitius.
De tijd van zijn Fr. verblijf staat niet geheel vast.Zie: N.B.W. ix, 483; J. J. Kalma, Bibliografy Gysbert Japiksf 1956). Juniana. Collectie handschriften, afschriften en zeldzame drukken in de Bodleian Library in Oxford, afkomstig van F. J. Voor de studie van Oud- en Middelfr. zijn de Juniana van groot belang.
Zie: Th. Siebs, Westfriesische Studiën (Berlin 1895); J. Haantjes, Gysbert Japicx (Amsterdam 1929), 237 e.v.; Fr. Jierb. (1937), 31-34.