doopsgez. martelares (Oostfrl. ?-Lwd. 27.5.1549). Goede opvoeding in klooster Tienge in Oostfrl., gevangen wegens ketterij, sluit zich aan bij de dopers, woont te Lwd. bij Hadewych; leest de bijbel en legt die uit in de gemeente, vandaar ‘leeraresse’; goed bekend met Menno Simons (eerst door de justitie voor zijn vrouw gehouden).
Hield vast aan haar geloof bij verhoor en pijniging; gedood door verdrinking. Over E. novelle van R.
Schuursma Van Elisabeth, die een begijntje was (Enschede 1921). Zie: Bibliotheca ReformatoriaNeerlandican (DenHaag 1904), 91-97.