Dijk, gelegen rond een voormalig hoogveengebied op zeeklei, het woudgebied, dat ten N.O. van de stad Groningen ligt. De dijk loopt van de hoge oever van het Selwerderdiepje in het W. tot aan de hoge oever van de Fivel bij Woltersum in het O.
Vermoedelijk is deze dijk aangelegd als veendijk door de bewoners van de wierdedorpen langs de rand, die vanaf ongeveer 1000 het hoogveen ontgonnen. Het verloop van de ontginning is te herkennen aan de opstrekkende Verkaveling,die vanaf het W., N. en O. naar binnen loopt. De ontginners groeven sloten in het hoogveen, legden akkers aan en brandden het veen om de vruchtbaarheid te verhogen. Dit had een sterke verlaging van het maaiveld tot gevolg. Hierdoor kregen de boeren last van zuur veenwater uit het hoger gelegen, nog niet ontgonnen hoogveen, wat hen noodzaakte een dijk aan te leggen. Toen het veen goeddeels was verdwenen, werd de Wolddijk een binnendijk die de bewoners van de sterk verlaagde gronden moest beschermen tegen overstromingen van buitenaf. Een dijkdoorbraak ten N. van de Munnikeweg bij de Poel is herkenbaar aan een uitbuiging van de dijk rond het doorbraakgat en geeft aan dat deze bescherming niet altijd stand hield.
