(Brugge 1564 - Groningen 1630)
Medicus, wiskundige en astronoom. Mulerius stamde uit een Franse familie des Muliers uit Brugge. Omwille van hervormde geloofsopvattingen week het gezin uit naar Leiden (1582). Nicolaus studeerde daar sinds 1582 en promoveerde in 1589 in de medicijnen. Hij vestigde zich in 1590 als stadsgeneesheer in Harlingen, was van 1603 tot 1608 in Groningen medicus provincialis en werd in 1608 rector van de Latijnse school in Leeuwarden, vanwaar hij in 1614 terugkeerde naar Groningen om er op uitnodiging van zijn vriend Ubbo Emmius de eerste hoogleraar in de medicijnen en wiskunde te worden. Daarnaast heeft hij in Groningen de medische praktijk uitgeoefend.
Van Copernicus’ revolutionaire werk over het zonnestelsel heeft hij de derde uitgave verzorgd, die lang de standaarduitgave is gebleven. Hoewel hij Copernicus’ opvattingen onderwezen heeft, heeft hij de oude bijbelse opvatting dat de aarde het middelpunt van het heelal is, niet prijsgegeven. Hij zag het verschijnen van kometen (voortekens) en sterren als Gods aankondiging van rampen. Mulerius is twee keren rector magnificus geweest en gedurende twee periodes bibliothecaris van de Universiteitsbibliotheek, voor het laatst van 1626 tot aan zijn overlijden in 1630. Zijn boekerij omvatte 733 banden, anderhalve keer zo veel als de academiebibliotheek. Hij was lid van de Groninger Kamer der WestIndische Compagnie, schreef, ook voor breed publiek, over astronomie en maakte gelegenheidsgedichten.
Hij is de eerste biograaf van Ubbo Emmius. Zijn zoon Petrus bekleedde nog als zijn Groninger collega het ordinariaat in de plantkunde.
[Linssen]
Lit: G.C. Huisman, 'Boeken en brieven van Nicolaus Mulerius’ in: L.J. Engels e.a. (red.), Bibliotheek, wetenschap en cultuur (Groningen 1990) 283-296: Huizinga, VW VIII, 345.