Duits woordenboek (DU-NL)

Dr. H. W. J. Kroes (1951)

Gepubliceerd op 05-09-2022

Stellen

betekenis & definitie

stellen, brengen, plaatsen, zetten; einen stellen, iem. staande houden; iem. tot staan brengen; iem. aanhouden; er stellt die Pferde, sein Nachbar den Wagen, hij stelt de paarden, zijn buurman de wagen beschikbaar; einen Antrag stellen, een verzoek richten; een voorstel doen; einem ein Bein stellen, iem. een beentje lichten; seinen Mann stellen, zijn man staan; die Uhr richtig stellen, het horloge gelijk zetten; einen Vertreter stellen, voor een plaatsvervanger zorgen; den Wein kalt stellen, de wijn in een koeler zetten; das Wild stellen, 't wild tot staan brengen; etwas in Abrede stellen, iets betwisten; einen zur Rede stellen, iem. ter verantwoording roepen; einen besser stellen, iemands positie verbeteren; sich stellen, zich houden; veinzen; die Rekruten mitsten sich stellen, de recruten moeten opkomen; der Preis stellt sich auf 5 Mark, de prijs komt op 5 mk; sich der Polizei stellen, zich bij de politie aanmelden; auf sich gestellt sein, op zich zelf aangewezen zijn; die Offiziere waren ebenso gestellt wie die Soldaten, de officieren werden op gelijke voet behandeld als de soldaten; gestellte Bilder, atelieropnamen (film).

< >