1. vlot, vrij; vlug; chic, kranig; losjes, jolig; ein flotter Student, een levenslustig student; ein flottes Kleid, een vlotte japon; ein flottes Leben führen, een jolig leventje leiden.
2. Flott: room (ndd.); kroos; drijver (bij ’t vissen).
Log hier in om direct te kunnen beginnen met schrijven.
Wil je dit begrip toevoegen aan je favorieten? Word dan snel vriend van Ensie en geniet van alle voordelen: