1. jullie (bezin. vnwd.), jullie; euer Haus, jullie huis.
2. euer, (2de nv. van ihr), van, over jullie; ich schäme mich euer, ik schaam mij over jullie.
Log hier in om direct te kunnen beginnen met schrijven.
Wil je dit begrip toevoegen aan je favorieten? Word dan snel vriend van Ensie en geniet van alle voordelen: