Paradigma is een term door Thomas Kuhn geïntroduceerd in diens The Structure of Scientific Revolutions (1962) om aan te geven dat de ontwikkeling van wetenschap een kwestie zou zijn van machtsstructuren die komen en gaan, en waarin objectieve wetenschappelijke ontwikkelingen niet altijd de hoofdrol spelen.
• Kuhns boek heeft enerzijds Poppers kritisch rationalisme gerelativeerd, en heeft anderzijds een beslissende stoot gegeven voor de disciplines der wetenschapssociologie en wetenschapsgeschiedenis, die zich minder met de rationele inhoud van de wetenschappen dan met hun omgevingsfactoren bezighouden.
• Het 'Strong Programme' (van Barnes, Bloor en Hesse, de zgn. 'Edinburgh-school') is een versterking van Kuhns sociologische benadering van de wetenschappen. Het stelt dat wetenschappelijke legitimatie-argumenten niet zwaarder mogen meetellen dan sociologisch te beschrijven processen. Het streven is een symmetrische, onpartijdige en causale weergave van opvattingen in termen van sociale factoren.
• Men moet Lakatos' onderzoeksprogramma's beschouwen als een popperiaans antwoord op het relativisme van Kuhn en het 'Strong Programme'. Onderzoeksprogramma's zijn minder geënt op de redelijke ontwikkeling van theorieën en verdisconteren ook de niet-inhoudelijke, sociale context van de wetenschap.
• Volgens Kuhn doorloopt een wetenschap steeds de volgende fasen:
1. Normale wetenschap (Normal Science): de conservatieve fase waarin een paradigma overheerst en waarin de binnen die theorie gevestigde namen bepalen wiens bijdragen serieus genomen zullen worden. Paradigmata zijn incommensurabel: d.w.z. men kan niet uitmaken of een verschijnsel dat in twee verschillende paradigmata verklaard kan worden in het ene paradigma beter verklaard wordt dan in het andere, omdat de termen waarmee het beschreven wordt in onderscheiden paradigmata onderscheiden betekenissen hebben. (Zie: vertaalprobleem).
2. Een wetenschappelijke revolutie is de omwenteling waarbij een paradigma door zijn opvolger wordt afgewisseld. Tijdens de revolutie kan er in de betreffende wetenschappelijke gemeenschap een machtsvacuüm optreden, omdat de oude wetenschappers het (binnenkort) niet meer maar de jonge het nog niet voor het zeggen hebben.