is het geboortefeest van Johannes den Dooper, dat door de Roomsche kerk jaarlijks op den 24sten Juni gevierd wordt. Niet alsof de datum zijner geboorte op den 24sten Juni vast zou staan, maar omdat volgens Luc. 1 : 26 Johannes zes maanden na Jezus geboren is, en de geboorte van Christus op 25 December gevierd wordt.
Reeds vroeg vond men hiervoor den volgenden mystischen grond. Daar de geboorte van Christus met den winterzonnestilstand en die van Johannes met den zomer-zonnestilstand samenviel, paste men hierop toe het getuigenis van Johannes inzake den Messias (Joh. 3 : 30): „Hij moet wassen, maar ik minder worden”.
Immers vanaf den datum der geboorte van Christus beginnen de dagen te lengen, en vanaf den geboortedatum van Johannes beginnen ze te korten. Behalve Jezus en Maria is Johannes de eenige, wiens geboorte onderwerp der kerkelijke feestviering werd.
De viering had op plechtige wijze plaats; bij de Grieken sedert den heiligen Sabos met een dubbel vesper (avondmis) en bij de Latijnen met een vigilie (nachtelijk gebed). Sedert de tiende eeuw werd de geboorte van Johannes, den voorlooper, evenals die van Christus zelf door drie missen, alsmede door een bijzonder feestelijke benedictie (priesterlijke zegen) gevierd.
Onder het volk ging echter die kerkelijke viering van St. Jan niet altijd even stichtelijk toe.
Er werd dan soms veel bier gedronken. De synode der Gereformeerde kerken van ’s Gravenhage, 1586, klaagde ten minste bij graaf van Leycester, dat tot groot nadeel en schandaal in gebruik waren „onbehoorlicke Kermisfeesten, Bacchusfeesten, ouermatighe geltbruijloften, St.
Jans daghen etc.”; en dat op zulke feesten „zeer veel persoonen komen om veel tonnen biers wt te drincken, waeruijt groothe ongeschictheden volgen met beswaringe vanden ghemeijnen man, dewijle niemandt de minste zijn en wil”. Van dergelijke drinkpartijen op het St.
Jansfeest hooren wij in onzen tijd niet meer.