is een verkleinwoord van moles (massa, klomp). Men verstaat hieronder het kleinste deel eener stof, dat op zichzelf kan bestaan.
Een molecule is weer samengesteld uit atomen van verschillende grondstoffen of van hetzelfde element. Zoo bestaat een molecule keukenzout uit 1 atoom chloor en 1 atoom natrium, een molecule water uit 2 atomen waterstof en 1 atoom zuurstof, een molecule kalksteen of calciumcarbonaat uit 1 atoom calcium, 1 atoom koolstof en 3 atomen zuurstof.
Een molecule waterstof bevat 2 atomen waterstof en een molecule chloor 2 atomen chloor. Er zijn echter enkele gassen, waarvan de molecule slechts uit een enkel atoom bestaat en die dus eigenlijk geen moleculen vormen, zooals helium, argon, neon en damp van kwikzilver.Volgens de wet van Amadeo Avogadro (1776— 1856) bezitten alle gassen bij gelijk volumen, gelijke temperatuur en gelijken druk, evenveel moleculen. Door hiervan gebruik te maken, kan men het gewicht der molecule van een lichaam in gasvormigen toestand bepalen, of, met andere woorden, men kan de verhouding berekenen van het gewicht eener molecule dier stof en dat van een atoom waterstof, dat men als eenheid aanneemt. Het moleculair gewicht van een element is gelijk aan twee maal de dampdichtheid. Weet men nu, uit hoeveel atomen deze molecule bestaat, dan verkrijgt men het atoomgewicht van dit element door het moleculairgewicht te deelen door het aantal atomen. Lord Rayleigh (John William Strutt, 1842—1919) heeft berekend, dat in 1 kubieke centimeter lucht 24.7 trillioen moleculen aanwezig zijn. ’t Is zelfs gelukt, om enkele moleculen zichtbaar te maken door middel van een dunne olielaag op water en door aanwending van verschillende soorten van stralen. Het aantal gasmoleculen in 1 kubieke centimeter bij O0 C. en 76 centimeter druk, draagt den naam van getal van Joseph Loschmidt (1821 — 1895); hiervoor neemt men thans aan 27.2 X 1018.
Er zijn ongeveer 90 verschillende elementen bekend. Hiervan heeft men de atoomgewichten berekend, dat wil zeggen, men heeft uitgerekend, hoeveel maal ieder atoom het gewicht bevat van een atoom waterstof H, dat als eenheid wordt aangenomen. Streng genomen stelt men 't gewicht van 1 atoom H — 1.008, wijl men thans om verschillende redenen het atoomgewicht van zuurstof precies op 16 eenheden vaststelt en daarnaar de andere atoomgewichten berekent. Zoo is 16 het atoomgewicht van zuurstof O, 12 dat van koolstof C, 14 dat van stikstof N, 32 dat van zwavel S, 40 dat van calcium Ca, 56 dat van ijzer Fe, 200 dat van kwik Hg. Hierdoor is men nu ook in staat om van elke stof, waarvan de scheikundige formule bekend is, het gewicht eener molecule, het moleculair gewicht te vinden. Men verkrijgt dit door de gewichten der atomen, waaruit de molecule bestaat, samen te tellen. Zoo is het moleculair gewicht van keukenzout Na Cl gelijk aan 23 + 35.5 = 58.5, dat van water H2 O gelijk aan 2 + 16 = 18 en dat van calciumcarbonaat CaC03 40+ 12 +48 = 100.
Uit het verschijnsel, dat de lichamen bij verlaging van temperatuur en evenzoo bij vergrooting van druk inkrimpen, volgt dat de moleculen van een lichaam niet onmiddellijk tegen elkaar sluiten, maar door tusschenruimten van elkaar gescheiden worden. Men neemt nu aan, dat moleculen, die op zeer kleinen afstand van elkaar gelegen zijn, elkaar afstooten, maar dat ze bij grooteren afstand elkaar aantrekken. De aard dezer waarschijnlijk elektromagnetische krachten is echter nog niet volkomen duidelijk. De moleculen van een gas bewegen zich met vrij groote snelheid steeds rechtlijnig voort; ze botsen echter voortdurend tegen elkaar en gedragen zich daarbij als biljartballen. De gemiddelde snelheid van een koolzuurmolecule bedraagt 362, die van een zuurstofmolecule 447 en van een waterstofmolecule 1692 meter per seconde. Stelt men zich een molecule als een bolletje voor, dan is de gemiddelde afstand van twee moleculen van 10 tot 30 maal zoo groot als de straal van het bolletje.
Ook heeft men berekend, dat een waterstofmolecule een gewicht bezit van 3.28 X 10—24 gram; een atoom H heeft dus de helft van dit gewicht. We kunnen zulke kleine getallen wel berekenen, maar er ons geen voorstelling van vormen.