werd den 13den Juli 1639 te Middelburg geboren. Hij was de zoon van David Knibbe en Petronella Radermacher.
In 1663 proponent geworden, werd hij in dat jaar predikant te Barsingerhorn, in 1667 predikant te Purmerend en in 1668 te Leiden, waar hij 33 jaren stond en den 8sten November 1701 aan een beroerte overleed. Hij was gehuwd met Magdalena Vergenst, uit een geslacht van aanzienlijke kooplieden te Leiden.
In 1671 bedankte hij voor een beroep naar Amsterdam.David Knibbe gold voor een van de uitnemendste predikers van zijn tijd. Zelfs gaf hij den Leidschen studenten in zijn huis lessen in de homiletiek. In de Boekzaal der geleerde Waerelt van 1748, heet het van hem: „Van wien de Akademie-Zonen van dien tijdt voornamentlijk wegens de Predik Order, groot en nuttig gebruik maakten”. Vermaard is zijn boek: Manuductio ad oratoriam Sacram, doctorum praeceptis, exemplis perpetuis et concionibus qmbusdam paradigmaticis concinnata etillustrata, dat tal van herdrukken beleefde. In dit werk toont hij zich een geestelijken zoon van Voetius. Professor T.
Hoekstra noemt het een goede homiletische handleiding. Knibbe heeft de werken van Erasmus, Keckermann, Hoornbeek en Martinus gebruikt en de hoofdzaken in eenvoudigen, overzichtelijken vorm samengesteld. Het boek is voornamelijk bestemd voor studenten in de theologie en is voortgekomen uit Knibbe’s homiletische colleges. Hij legt er bizonderen nadruk op, dat de preek is bediening van Gods Woord en de explicatio niets anders moet zijn dan een zuivere vertolking van de gedachten der Heilige Schrift. De Heilige Schrift moet naar haar eigen aard uitgelegd worden. Hij is wars van alle inlegkunde.
Breed handelt hij over de toepassing, die krachtig en gevoelvol moet zijn. Knibbe’s werk is een van de beste practische Gereformeerde homiletieken uit de zeventiende eeuw. Van zijn boek is in de kringen der Voetiaansche theologen langen tijd een krachtige invloed uitgegaan zoowel op de predikanten als op hen, die zich aan de hoogeschool voor het ambt voorbereidden (Dr T. Hoekstra, Gereformeerde Homiletiek, bl. 122 v.v.). Een wijze raad van Knibbe is: sumat studiosus in initio textus faciliores (de student neme in den aanvang de meer gemakkelijke teksten). In het Nederlandsch is deze homiletiek van Knibbe niet verschenen, maar wel heeft hij enkele hoofdpunten opgenomen in zijn: Kort Onderwijs om een predikatie met order te kunnen hooren en in de huisgezinnen of bijzondere bijeenkomsten te herhalen, afgedrukt achter zijn verklaring van den Heidelbergschen Katechismus.
Beroemd is Knibbe geworden door zijn Heidelbergsche Katechismus verklaard in 2 deelen en door zijn Katechisatie over het Kort Begrip der Christelijke Gereformeerde Religie, getrokken uit den Heidelbergsen Katechismus, waarvan ik den 21sten druk voor mij heb liggen.
Voorts bezitten we nog tal van werken van dezen ijverigen predikant.
Ds Joh. Vlak zingt van hem:
„Die Knibbe hooren wil, en zien zijn kragtig preêken, „Doorleez’ dit deftig Boek, en luyster na zijn spreeken, „Zijn levendige stem, sijn Christelijke leven, „En kon zijn Pen in druk voor ’t oor, nog ooge geven.
„Dog als zijn leven hier en preêken is gedaan „Dan leeft hij in dit Boek, en preekt in deeze Blaan.” En Ds A. Hellenbroek laat zich aldus over hem uit:
„Wie hoorde ooit d’ ijver galm van Knibbe klinken „In kerk-gewelv? Wie zag dien Donder-zoon „Dien Barnabas ooit op sijn Predik-throon, „Gelijk een Mozes, een Elias blinken ?” Ook de professoren der Leidsche faculteit roemen zijn elegans et gravis dicendi ratio (bevallige en ernstige wijze van zeggen).
Professor M. Leydekker getuigt van een van Knibbe’s werken:
„Mijn Vriend, ik vind u Werk, geleerd, beproeft, te roemen „Meer als ik durff. Indien de schrand’re de Witt „Sijn Leerling dringen sag tot aan het innig pitt, „Op ’t spoor van Hoornbeek, hij soud hem Meester noemen.” In de briefwisseling tusschen de Leidsche theologische faculteit en Dsjoh. Vlak te Zutphen wordt ook telkens de naam van Ds D. Knibbe genoemd (Dr A. Eekhof, De theologische faculteit te Leiden in de 17e eeuw, 1921).
Zijn beeld, met opdracht van professor Jac. Trigland, komt in een zijner werken voor. Het maakt een vriendelijken indruk.
Een zijner zonen, ook David geheeten, werd in 1693 predikant te Leiderdorp. In 1699 werd hij dienaar des Woords te Breda en in 1702 predikant te Leiden. In 1720 werd hij onderregent van het beroemde Staten-collegie te Leiden. Hij overleed na een kort ziekbed in 1748. Een zijner boeken heeft tot titel: Historie der Propheten (Boekzaal der geleerde Waerelt van 1748). Zijn naam is minder bekend dan die van zijn beroemden vader.