Christelijke encyclopedie

F.W. Grosheide (1926)

Gepubliceerd op 29-12-2019

Alberfus Magnus

betekenis & definitie

(Albert de groote), is een beteekenisvolle figuur in de kerk der Middeleeuwen. Hij werd geboren in 1193, studeerde te Padua, werd in 1223 Dominicaner monniken leeraar in de kloosters van deze orde te Freiburg, Straatsburg, Hildesheim, maar voornamelijk te Keulen, destijds ook een middelpunt van wetenschappelijke studie.

Van 1245—’48 was hij leeraar in Parijs, in dien tijd het groote centraalpunt der godgeleerde wetenschap. Van 1254— ’59 was hij generaal van zijn orde in Duitschland en van 1260—’62 bisschop van Regensburg.Met Albertus Magnus begint de tweede periode van de Scholastiek, de z.g.n. bloeitijd. Hij is de leermeester van den beroemden kerkleeraar Thomas van Aquino. Hij trachtte de dialectiek van Aristoteles, den grooten Griekschen wijsgeer, toe te passen op de theologie. De ideeën van Aristoteles waren in de 11e eeuw vooral door Arabische geleerden meer bekend geworden. In zijn werken kan men den invloed van Aristoteles duidelijk bemerken. Hij schreef Summa theologiae en Summa de creaturis en in die werken gaf hij zijn gevoelen te kennen.

De vraag, die de Scholastieken in die dagen bijzonder bezig hield, was de vraag naar de algemeene begrippen. Albertus trachtte die vraag aldus te beantwoorden. Daar zijn op drieërlei wijze algemeene begrippen.

1. Ze bestonden voordat de enkele dingen er waren in de idee Gods.
2. Zij bestaan in de enkele dingen zelve, j
3. Zij bestaan na de enkele dingen, als volstrekte begrippen in ons denken.

Om het bestaan van God te bewijzen sloot hij zich ook bij Aristoteles aan, inzooverre hij uitging van de stelling, dat elke beweging van een lichaam in de ruimte een oorzaak buiten het lichaam veronderstelt (het kosmologisch bewijs). Naast dit kosmologisch bewijs stelde hij het teleologisch bewijs, ontleend aan de doelmatigheid van de schepselen, welke noodzakelijk een wijze en almachtige oorzaak veronderstelt. Hij dacht zich God als louter intelligentie; maar God is niet te begrijpen, Hij kon slechts benaderd worden door des menschen intellect. In de leer der Drieëenheid stemt hij met Augustinus overeen. De rechtvaardigmaking verwisselde hij met de heiligmaking. Het zevental sacramenten leidt hij af uit de werking, die noodig is tegen de zeven hoofdzonden.

Het sacrament werkt door zichzelve heil (opus operatum). De aflaten wil hij toelaten, als de kerk er een godvruchtig doel mede heeft.

Op wijsgeerig gebied volgde hij Aristoteles, maar hij bestrijdt de eeuwigheid der stof, en ook de onafhankelijkheid van de stof tegenover God. Albertus had een uitgebreide kennis van de natuur. In hoeverre hem die door Arabische geleerdheid bijgebracht was of door eigen onderzoek verkregen was, is moeilijk uit te maken. Om zijn groote kennis werd hij doctor universalis genoemd. Omdat hij ook de Joodsche Kabbala en de Nieuw-Platonistische Mantiek beoefende, kwam hij onder de verdenking van een beoefenaar der zwarte kunst te wezen. Nu nog zijn er boeken over de zwarte kunst in omloop, die op zijn naam staan.

Hij stond verre boven zijn tijdgenooten. Sommigen noemen hem niet origineel, maar compilatorisch.

< >