1820—1889, Roomsch dichter en schrijver, is de Roomsch-Katholieke Reveil-figuur uit het midden der 19e eeuw. Geboren te Amsterdam, kwam hij daar, na zijn schooljaren, in de handelszaak van zijn vader.
Maar door onvermoeide studie verwierf hij zich kennis van allerlei wetenschap: taalkunde, aesthetica, architectuur, geschiedenis en die wel autodidactische maar zeer veelzijdige kennis bracht hem, na enkele jaren van arbeid in een uitgeverszaak, tot het hoogleeraarsambt in de aesthetica en de kunstgeschiedenis aan de Academie voor Beeldende Kunsten te Amsterdam. Reeds als jongen maakte hij, onder de bekoring van Helmers en Tollens, verzen in hun trant.
Maar weldra kwam hij, door aanraking met de Italiaansche en Fransche literatuur, tot de romantiek en straks werd, naast Vondel, Bilderdijk zijn bewonderde leermeester in de kunst. Zijn eerste belangrijke bundel Drie Gedichten, van 1844, (waarin het bekende: Bij het borstbeeld van Bilderdijk) gaf van dien invloed duidelijk blijk en ook latere gedichten (De klok van Delft, Floris de Vijfde, Ermingard van Voorne) waren daarvan bewijs.
Hij deelde geheel Bilderdijks geschied- en staatkundige beschouwingen, bevocht zelfs, als deze, den geest der eeuw, maar dan op de basis van zijn Roomsch geloof, voor welks zegepraal hij met zijn gansche temperamentvolle persoonlijkheid streed. Het opwakend Katholicisme had in hem een vurigen voorvechter en toen in 1853 tegen het herstel der bisschoppelijke hiërarchie de Aprilbeweging zich verhief, weerde hij zich heftig, zoowel in zijn poëzie (Het Voorgeborchte) als in zijn tijdschriften: De Volksalmanak voor Nederlandsche Katholieken en De Dietsche Warande.
Vooral als prozaschrijver had hij groote verdiensten: hij gaf stijlvolle novellen van fijn-mystieke kleur (De Organist van den Dom) en vele goede schetsen over het kunstenaarsleven van vroeger tijd (Portretten van Vondel, Verspreide verhalen in Proza). In ’t bijzonder ging zijn liefde uit tot de Middeleeuwen (Legenden en Fantasieën, Karolingische verhalen).
Behalve in zijn werk ligt Thijms beteekenis in de plaats, die hij in het leven van zijn tijd heeft ingenomen. Rondom hem vormde zich een kring van jongere Roomsche dichters en schrijvers, (die met vele anderen verkeerden in zijn salon te Amsterdam), die door zijn vuur werden opgewekt tot den strijd voor de emancipatie der Katholieken en tot het geven van Roomsche kunst.