Lexicon Beeldende Kunstenaars

Pieter Scheen (1980)

Gepubliceerd op 29-01-2021

Windt, christophe (‘chris’) van der

betekenis & definitie

Geb. Brussel Molenbeek (St.

Jan) 22 augustus 1877, overl. Leiden 7 februari 1952. Broer en leermeester van L. van der Windt. Woonde en werkte van 1882 af in Leiden. Leerling van de Ambachtsschool aldaar (huisschilder), later les ornamenttekenen (Mathesis), vormde zich verder zelf Was aanvankelijk huisschilder en dekoratieschilder (bij de Stadsgehoorzaal en de schouwburg te Leiden), later geheel en al kunstschilder in de trant der Haagse School. Schilderde, aquarelleerde, tekende en etste landschappen, boerenbehuizingen, ook enkele stillevens (bloemen).

Gaf les aan H. C. van Dam, H. J. Duiverman, Ch. F. H.

Dumont en E. Verboog.HEINO -Stichting Hannema-De Stuers: landschap met boerderij en wilgen (aquarel), LEIDEN -Stedelijk Museum De Lakenhal: zelfportret met rode das (gem. C. v. D. Windt); twee zelfportretten; de achterkant van het huis van de schilder; portret van zijn broer Loran (gem. C. W. 1899.); portret van zijn broer Hannes; portret van A. J. van Driesten; stillevens; boerenerf; tjalk aan de rietkant (aquarel); boerderij tussen de bomen (aquarel); bloemstuk (aquarel); diverse krijttekeningen.

Tentoonstellingen Stedelijk Museum de Lakenhal (cal. 1949 en 22/12/1978-21/1/1979).

Kunst en Kunstleven 1911,I (H. de Boer, bldz. 104-12)).

A.J. van Driesten: ‘Christophe van der Windt’, Leids Jaarboekje 4), 1953 (bldz. 46-51).

Luns; Mak van Waay; Plasschaert; Scheen 1970; Thieme-Becker; Van Hall I en port.; Waller.

< >