Johannes (‘Johan’); geb. Rotterdam 29 mei 1869, overl. aldaar 21 juni 1957.
Woonde en werkte in de Maasstad tot 1940, Barneveld tot 1948, daarna weer in Rotterdam. Leerling van de Akademie v. B.K. ter plaatse en van D. G. Ezerman. Was van beroep onderwijzer (tot aan zijn pensioen), tevens kunstschilder.
Eerst naturalist (landschappen, bomen, bloemen enz.), later neiging tot abstraktie (‘kleurmuziek’). Schilderde, tekende en etste (maakte houtsneden) o.m. winterochtenden; witte geit; Christus openbaart zich aan Maria; Goethe’s sprookje; Pinksterfeest; Drieëenheid; Christus; stillevens; dierenriem; enz. Gaf les aan A.J. E. van Stolk. Was lid van de Haagse Kunstkring en te Rotterdam van R. 33.ROTTERDAM -Museum Boymans-van Beuningen: Madonna (gem. J. Tielens).
Elsevier LVII, 1917 (bldz. 322-324).
Mak van Waay; Scheen 1970; Van Hall II en port.; Waller.