Dat de huidige ceremoniën aan het einde van het leven hun oorsprong hebben in dodencultus en voorouderverering met een lange voorchristelijke traditie en vele magische elementen, is dikwijls onbekend of verdrongen of vergeten. Vaak had de rituele uitdrukkingswijze minder met piëteit te maken dan met de angst voor de wereld der geesten en de macht van de doden over de levenden:
• Kaarsen. Sedert de Romeinse feesten vast bestanddeel van de rouwplechtigheid (brandende kaarsen rond de opgebaarde dode) - niet als verlichting bedoeld, maar ter afschrikking van lichtschuwe boze geesten die zich over het lijk willen ontfermen.
• Rouwkleding. De zwarte kleur drukte oorspronkelijk geen respect of een soortgelijk gevoel voor de dode uit, maar was juist ter bescherming van hem. In het Middellandse-Zeegebied droeg een weduwe een jaar lang een weduwesluier en zwarte kleding, ‘om zich te verbergen voor de om haar heen dwalende geest van haar gestorven man’. Brasch (Dreimal Schwarzer Kater) meent: ‘De moderne verklaring voor het dragen van zwarte rouwkleding is een uitstekend voorbeeld van de gewoonte oud bijgeloof te vergeestelijken en er een handige draai aan te geven.’
• Doodskist en grafsteen. Ook de constructie van de doodskist was voortgekomen uit angst voor de voortdurende invloeden van de overledene. Pas nadat de gestorvene in een stevige kist was ingesloten, scheen het definitieve afscheid gegarandeerd.
• De ogen van de dode sluiten. Ook dat was vroeger geen respectvolle of esthetische maatregel, maar pure angst voor het boze oog.
• Dodenwake. Wordt tegenwoordig als laatste eer voor de gestorvene beschouwd, de oorsprong is echter terug te voeren op de angst voor demonen: verliest men de dode uit het oog, dan kan deze zelf - woedend op hen die nog leven - allerlei onheil aanrichten; al of niet met aangelokte kwade geesten, (zie kaarsen)
• Vervoer. Als de dode nog een tijdlang op het sterfbed opgebaard wordt, moet men erop letten dat deze voor de teraardebestelling met de voeten naar voren uit het huis gedragen dient te worden - ook dit spruit voort uit het denkbeeld van het levende lijk met de fatale hang om terug te keren. (Het lijk vindt de weg naar huis gemakkelijk terug als de voeten als laatste de deur passeren.)
• Begrafenis. Alles wat hierbij afwijkt van de vastgestelde gang van zaken is voor de bijgelovigen een slecht voorteken: als er aarde in het open graf valt, of als de grafwanden instorten, et cetera, ‘dan zal er spoedig weer iemand uit de familie sterven; de dode haalt iemand op’.
→ Afweertoverij, → Rustplaats, laatste.