tutter (tuter)
Voorwerp dat zuigelingen en peuters in de mond wordt gegeven om hen te bedaren: zuigdot of (fop)speen; ook in toep. op het mondstuk van een zuigfles. - Zie ook de dialectwdb., o.a. C., F. en L.-C. Mieke wiegt Delleke, dat met een tutter in zijn mondje te sluimeren ligt, CLAES, Sichemsche Novellen 32 (1921). Een moeder had haar kindeken weg...