Wat is de betekenis van Truweel?

2025-07-20
Groot woordenboek der Nederlandse taal

Van Dale Uitgevers (1950)

Truweel

o. (...welen), troffel.

2025-07-20
Typisch Vlaams woordenboek

Ludo Permentier en Rik Schutz (2015)

truweel

troffel Howard laat haar personages met volgestouwde auto's vertrekken: regenjassen, zonnebrillen, camera's, alcohol, sigaretten, briefpapier en een truweel om mos te verzamelen. (De Standaard) Belgisch-Nederlandse Standaardtaal Gangbaarheid: 3 Vlaamsheid: 6

2025-07-20
Kuifje in Vlaanderen

Michel Uyen

truweel

troffel

2025-07-20
Verklarend handwoordenboek der Nederlandse taal

M. J. Koenen's (1937)

truweel

o. truwelen; lit. t., Z.-N. troffel.

2025-07-20
Modern Woordenboek

Jozef Verschueren (1930)

truweel

(tru'we:l) o. (...welen; -tje) [Fr. truelle] troffel.

2025-07-20
Oosthoek Encyclopedie

Oosthoek's Uitgevers Mij. N.V (1916-1925)

Truweel

o. (—welen), (litt.) troffel.

2025-07-20
Etymologisch Woordenboek

Instituut voor de Nederlandse taal

2025-07-20
Groot woordenboek der Nederlandsche taal

J.H. van Dale (1898)

Truweel

Truweel - o. (-en), metselaarsgereedschap, troffel.

Wil je toegang tot alle 12 resultaten?

Ja, ik word vriend van Ensie!
2025-07-20
Nieuw woordenboek der Nederlandsche taal

I.M. Calisch (1864)

Truweel

Truweel, o. (-en), metselaarsgereedschap.