Wat is de betekenis van Tegader, tegaar?

2025-07-22
Groot woordenboek der Nederlandse taal

Van Dale Uitgevers (1950)

Tegader, tegaar

bw. (van omstandigheid), thans in N.-Ned. alleen nog in de hogere stijl; in de bet. 1. in Z.-Ned. gewoon; 1. gezamenlijk, verenigd, te zamen: geluk met veiligheid tegader woont bij de huiselijke haard; (Zuidn.) tegare brengen, doen, gaan, komen, wonen, bij elkaar: (fig.) tegare doen, elkaar verstaan, steunen; 2. gelijkelijk,...

Gerelateerde zoekopdrachten