Sip
bn. bw. (-per, -st), (gemeenz.) beteuterd, terneergeslagen; een sip gezicht, sip kijken.
Grasduin in meer dan 507 woordenboeken en encyclopedieën. Krijg toegang tot maar liefst 2.316.291 begrippen, 37.599 spreekwoorden en 78.030 synoniemen.
Word nu vriend van Ensie!
Muiswerk Educatief (2017)
sip - bijvoeglijk naamwoord 1. een beetje verdrietig omdat je teleurgesteld bent ♢ hij keek erg sip toen hij weer werd uitgeloot Bijvoeglijk naamwoord: sip Synoniemen beteuterd
Dr. F.P.H. van Wely (1951)
I. met kleine teugjes drinken; lepp(er)en, slurpen; (in)zuigen; II. nippen (aan at); III. teugje.
M. J. Koenen's (1937)
1. bn. (bedrukt, mismoedig, teleurgesteld): dat sippe gezicht, die ter neder geslagen ogen; 2. bw. in de zegsw. sip kijken, zien, bedrukt, mismoedig, op zijn neus kijken.
Jozef Verschueren (1930)
bn. en bw, (-per, —st) [msch. klnb.] bedrukt, mismoedig, teleurgesteld: wat een gezicht ! kijken, zien.
Gerelateerde zoekopdrachten
Log hier in om direct te kunnen beginnen met schrijven.
Wil je dit begrip toevoegen aan je favorieten? Word dan snel vriend van Ensie en geniet van alle voordelen: