schede (schee)
schede (schee) - vagina (vgl. degen, de mannelijke tegenhanger). Wat meent gij dat mij leid aan u zoo vee! gelegen? Hebt gij een schoone schee, ik heb daartoe een degen, Het vermakelijk A, B, C, 12 [± 1785] M.M. 16 [1972].
Hans Heestermans (1977)
schede (schee) - vagina (vgl. degen, de mannelijke tegenhanger). Wat meent gij dat mij leid aan u zoo vee! gelegen? Hebt gij een schoone schee, ik heb daartoe een degen, Het vermakelijk A, B, C, 12 [± 1785] M.M. 16 [1972].
Oosthoek's Uitgevers Mij. N.V (1916-1925)
v./m. (-n), 1. omhulsel, platte koker voor het lemmet van een mes en zwaard: het zwaard in de schede steken; 2. (plantkunde) een verbreed deel van een plant, m.n. bladsteel, dat tot een grotendeels gesloten buis is opgerold (‘bladschede’); 3. (anatomie) vagina, de buisvormige verbindingsgang tussen de uitwendige geslachtsopening en de b...
Gerelateerde zoekopdrachten
Log hier in om direct te kunnen beginnen met schrijven.
Wil je dit begrip toevoegen aan je favorieten? Word dan snel vriend van Ensie en geniet van alle voordelen: