Wat is de betekenis van Pijpje?

2025-07-20
Groot woordenboek der Nederlandse taal

Van Dale Uitgevers (1950)

Pijpje

o. (-s).

2025-07-20
Jargon & Slang van Televisiemakers

Marc de Coster (2017)

Pijpje

Pijpje - benaming voor een Neumann-microfoon KM 84.

2025-07-20
Muiswerk Educatief

Muiswerk Educatief (2017)

pijpje

pijpje - zelfstandig naamwoord uitspraak: pijp-je 1. bierflesje van 25, 30 of 33 cl ♢ wil je een grote fles of een pijpje? Zelfstandig naamwoord: pijp-je het pijpje de pijpjes

2025-07-20
Vloeken lexicon

Prof. dr. P.G.J. van Sterkenburg (1997)

pijpje

zie opblazen.

2025-07-20
Signalement van nieuwe woorden

Riemer Reinsma (1975)

pijpje

Bierfles met een inhoud van 30 cc. De eigenaar, ome Henny, heerst reeds veertig jaar in dit klassieke oord (een café). Bruin zand op de vloer, en bier wordt uit het pijpje gedronken. TEN HOLTER 1967, 156 Een meneer heeft zo ongeveer het hele telefoonboek van het district Utrecht doorgezocht (...) om mij spontaan te melden dat hij in Restaurant De...

2025-07-20
Oosthoek Encyclopedie

Oosthoek's Uitgevers Mij. N.V (1916-1925)

pijpje

o. (-s), 1. kleine pijp in verschillende betekenissen: een pijpje krijt, krijtje; 2. klein bierflesje (resp. flesje bier) zonder beugel.

2025-07-20
Prisma Groot Woordenboek Nederlands

Unieboek | Het Spectrum (2025)