passer, parser
(19e eeuw) (Barg.) opkoper (van ramsjpartijen). Zie ook: passen*. • … en als er veel kleis (zilver) en foks (goud) minje (geld) in voorraad was, kochten wij het tegen 5 pct. op, waarvoor wij een goeden parser (opkooper) hadden in den kantine-meester B., die met zijn gegabte (gestolen) bajes moos (fictieve munt) geen weg wist en voor een...