Nĕgo
1. intr., neen zeggen, Diogenes ait, Antipater negat, Cic., alci, Cic., alci rei, Traian. in Plin. ep., aan iemd (op iets) een weigerend antwoord geven. 2. trans., ontkennen = zeggen, beweren, verzekeren dat niet enz., loochenen, crimen, de beschuldiging, Cic., m. acc. c. inf., Cic., in het pass. negor m. nom. c....