Koffieboon
v. (...bonen), 1. vruchtpit van de koffieboom: gebrande, groene (ongebrande) koffiebonen; koffiebonen malen; 2. (wilde) koffiebonen, gew. benaming voor de lupine, de zwanebloem (Butomus umbellatus), de kruisbladwolfsmelk, e.a.; 3. koffieboontje, {scherts.) vrouwelijk schaamdeel.