Eigenbouw
m., bouw van huizen ten eigen nutte; de bouwer treedt na de voltooiing meestal als verhuurder op.
Van Dale Uitgevers (1950)
m., bouw van huizen ten eigen nutte; de bouwer treedt na de voltooiing meestal als verhuurder op.
Willem G. Keeris (2018-2019)
Eigenbouw is de algemeen gehanteerde, niet gespecificeerde benaming voor de aanduiding van een bouwproject, dat wordt uitgevoerd voor rekening van de opdrachtgever, annex eigenaar van de locatie, zowel als gebruiker van het te realiseren vastgoedobject, terwijl daarbij die per-soon vaak de leiding over het bouwproces heeft, waaraan die ook, c.q. vo...
Grasduin in meer dan 507 woordenboeken en encyclopedieën. Krijg toegang tot maar liefst 2.316.291 begrippen, 37.599 spreekwoorden en 78.030 synoniemen.
Word nu vriend van Ensie!
Oosthoek's Uitgevers Mij. N.V (1916-1925)
Eigenbouw - noemt men den bouw van woonhuizen, waarbij de bouwer tevens de eigenaar is, die men dan eigenbouwer noemt. Over het algemeen stond de e. niet te best aangeschreven; sedert de werking der woningwet is daarin echter groote verbetering gekomen en voldoet ook de e. aan eischen van soliditeit en sterkte. Naar aanleiding van de ondeugdelijke...
Gerelateerde zoekopdrachten
Log hier in om direct te kunnen beginnen met schrijven.
Wil je dit begrip toevoegen aan je favorieten? Word dan snel vriend van Ensie en geniet van alle voordelen: