Wat is de betekenis van eenzijdig?

2025-07-19
Groot woordenboek der Nederlandse taal

Van Dale Uitgevers (1950)

Eenzijdig

bn. bw. (-er, -st), 1. één zijde hebbende; (rechtst.) eenzijdige overeenkomst, overeenkomst die slechts aan een der partijen een verbintenis oplegt (b.v. verbruiklening), tegenover tweezijdige of wederkerige overeenkomst, waaruit voor beide partijen verbintenissen ontstaan; — bw., van of aan éé...

2025-07-19
Nederlandstalige WikiWoordenboek

Wiktionary (2019)

eenzijdig

eenzijdig - Bijvoeglijk naamwoord 1. met of aan één kant, belang, partij etc; waarbij geen andere(n) betrokken zijn, of buiten beschouwing blijven Het papier is eenzijdig bedrukt. Het is een nogal eenzijdig contract, de opsteller dacht alleen aan zijn eig...

2025-07-19
Muiswerk Educatief

Muiswerk Educatief (2017)

eenzijdig

eenzijdig - bijvoeglijk naamwoord uitspraak: een-zij-dig 1. wie één persoon of één groep voortrekt ♢ dat is een eenzijdig verslag van de gebeurtenissen 2. aan één kant ♢ dit papier is eenzijdig...

2025-07-19
Frysk Wurdboek (Friesch woordenboek)

Fa. A.J. Osinga (1952)

Eenzijdig

adj. & adv., iensidich, oersidich.

2025-07-19
Verklarend handwoordenboek der Nederlandse taal

M. J. Koenen's (1937)

eenzijdig

bn., bw. (fig. een zaak niet van alle zijden beziende; niet objectief; partijdig; naar één zijde ontwikkeld): het lichaam eenzijdig belasten; een eenzijdig man; een eenzijdig oordeel; eenzijdig te werk gaan.

2025-07-19
Modern Woordenboek

Jozef Verschueren (1930)

eenzijdig

I. ('e:n) bw. aan één zijde : een kataloog bedrukt. II. (‘zijdəch) bn. en bw. (-er, -st) 1. een zijde aanhangend, partijdig : -e berichten. 2. in één richting : ontwikkeld. Tgst. alzijdig. 3. alleen met enkele punten rekening houdend : een oordeel. Syn. → bekrompen.

2025-07-19
Oosthoek Encyclopedie

Oosthoek's Uitgevers Mij. N.V (1916-1925)

Eenzijdig

bn. en bw. (-er, -st) 1. bn., één zijde hebbende; (rechtsterm) eenzijdige overeenkomst, overeenkomst die slechts aan een van de partijen een verbintenis oplegt (b.v. verbruiklening), tegenover tweezijdige of wederkerige overeenkomst, waaruit voor beide partijen verbintenissen ontstaan; bw., van of aan één zijde: eenzijdi...

2025-07-19
Groot woordenboek der Nederlandsche taal

J.H. van Dale (1898)

Eenzijdig

EENZIJDIG,, bn. bw. (-er, -st), ééne zijde hebbende; — (fig.) partijdig, niet onbevooroordeeld een eenzijdig oordeel; — bekrompen, niet alzijdig: eene eenzijdige ontwikkeling; — (gew.) een eenzijdig ei, dat lang op ééne zijde heeft gelegen en daardoor minder goed is. EENZIJDIGHEID, v.

Wil je toegang tot alle 14 resultaten?

Ja, ik word vriend van Ensie!
2025-07-19
Handwoordenboek van Nederlandsche synoniemen

J.V. Hendriks (1898)

Eenzijdig

zie Bekrompen.