Wat is de betekenis van Bezemkruid?

2025-07-22
Groot woordenboek der Nederlandse taal

Van Dale Uitgevers (1950)

Bezemkruid

o., gew. voor brem (Sarothamnus vulg.); klein bezemkruid, benaming voor de steenkers (Lepidium ruderale).

2025-07-22
Surinaams woordenboek

J. van Donselaar (1936)

bezemkruid

(het), kruid met zeer kleine, witte of lila bloempjes (Scoparia dulcis, Bezemkruidfamilie). Vooral op de plantages en elders op het land gebruikt men ook de wiwiribezems, dat zijn eenvoudige bundels van het taaie bezemkruid ( ) (Stahel 1944: 112). Etym.: Zie het cit. S sisibiwiwiri (sisibi bezem, zowel de korte als de lange; wiwiri = o.m. kruid). V...

2025-07-22
Verklarend handwoordenboek der Nederlandse taal

M. J. Koenen's (1937)

bezemkruid

o. (een bremsoort).

2025-07-22
Katholieke Encyclopaedie

Uitgeverij Joost van den Vondel (1933-1939)

Bezemkruid

Bezemkruid - ➝ Brem.

2025-07-22
Oosthoek Encyclopedie

Oosthoek's Uitgevers Mij. N.V (1916-1925)

Bezemkruid

o., Belg. volksnaam voor de brem.

2025-07-22
Vivat's Geïllustreerde Encyclopedie

J. Kramer (1908)

Bezemkruid

1) Klein B., plantsoort, ook steen-kruidkers geheeten, Lepidium ruderalezie Lepidium. 2) B., ook Brem (niet Genista), plantsoort, Sarothamnus scoparius. Zie Sarothamnus.

2025-07-22
Groot woordenboek der Nederlandsche taal

J.H. van Dale (1898)

Bezemkruid

BEZEMKRUID, o. eene soort van brem (sarothamnus scoparius); klein bezemkruid, benaming voor de steenkers (lepidium ruderale); ...MAKER, m. (-s); ...MAAKSTER, v. (-s).

Gerelateerde zoekopdrachten