Wat is de betekenis van Assurgo?

2025-07-20
Woordenboek Nederlands -Latijn

Dr. J.F.L. Montijn (1949)

Assurgo

(adsurgo), surrexi, surrectum (3), I. (van personen) zich oprichten, zich verheffen, opstaan, a. in ‘t alg., van liggenden en zittenden, vooral als eerbewijs, assurgere alci, Cic., en alleen assurgere, Suet.; poët., firmissimis vinis, onderdoen voor, Verg. b. in ’t bijz., eig., (van het ziekbed) opstaan, hers...

Gerelateerde zoekopdrachten