adoeh
(19e eeuw) (< Mal.) uitroep van pijn, wanhoop of verrassing: 'oh wat erg.' • Adoeh tw. (Ind.) uitroep van pijn en van bewondering. (Van Dale. 1898) • Adoeh, (B.I.) ach, au! (uitroep van pijn of soms van bewondering). (Kramers woordentolk. 1948) • ‘Adoeh... zo wárm,’ klaagde zij, min of meer ter veronts...