Gepubliceerd op 04-05-2021

Spaanse dans

betekenis & definitie

Spaanse dansen worden ingedeeld in drie fundamentele stijlen: de regionale dansen, de flamencodansen en de klassiek Spaanse dansen. De regionale stijl omvat al de kleurrijke dansen uit de 43 provincies, zoals de jota uit Aragón, de sardana uit Catalonië, de baskendansen, de danza prima uit Asturië, de seguidilla uit Castilië, de sevillana uit Andalusië.

Al deze dansen worden begeleid door de typische muziek en gedanst in de traditionele klederdracht. De flamencodansen waren oorspronkelijk de zigeunerdansen. De Moorse invloed is hier duidelijk. Er zijn oneindig veel varianten van flamencodansen, want de danser improviseert op een vaststaand grondplan. Hij wordt daarbij begeleid met gitaar, handgeklap, voetengestamp en uitroepen. De bekendste flamencodansen zijn: alegrias, soleares, bulerias, farruca, zapateado, tango, zambra en seguiriyas.

De klassiek Spaanse dans vindt haar subliem hoogtepunt in de bolero. La Argentina was de wegbereidster van de Spaanse concertdans. Zij was de eerste om de oude klassieke dansen in koreografie te zetten op muziek van Albeniz, de Falla, Turina. Ook de seguidilla, de malaguena en de jota werden aangepast aan het klassiek Spaanse repertoire. Op 25 jaar tijd werd de Spaanse dans algemeen aanvaard als een autonome kunstvorm en ingeschakeld in verscheidene balletten. Bekende elementen uit de Spaanse dans zijn het gebruik van castagnetten (niet bij flamencodansen), het trappelen met de hielen (taconeo bij de flamencodansen, agitanado bij de andere Spaanse dansen) en de fiere of sensuele houding van de dansers.

< >