De start van het Engelse ballet kunnen we situeren in de renaissance, met de uitvoering van de masques aan de hoven van de Tudors en de Stuarts. Deze masques zijn te vergelijken met de Italiaanse triomfi.
In de zeventiende en het begin van de achttiende eeuw was er een grote invloed uit Frankrijk en Italië merkbaar door de invoering van harlequinades en pantomimes. De eerste Engelse dansers waren John Weaver en John Rich. In 1808 werd een eerste poging ondernomen tot oprichting van een balletschool, de Academy of Dancing, verbonden aan het King’s Theatre. Dit theater was het centrum van alle balletactiviteit en ontving o.a. de buitenlanders Marie Sallé, Jean Georges Noverre, Charles Louis Didelot, Marie Taglioni en Carlo Blasis. Vanaf 1840 was Londen een echt balletcentrum en dan vooral Her Majesty’s Theatre, de nieuwe naam van het King’s Theatre. Alle belangrijke dansers uit de periode van de romantiek traden hier op.
Een bijzondere gebeurtenis was de creatie van de Pas de Quatre in 1845 met Taglioni, Cerrito, Grisi en Grahn als de vedetten. Jules Perrot verzorgde de koreografie en Cesare Pugni de muziek.Na de bloei van de romantiek was er zoals overal elders een vervalperiode van het ballet. Vooruitgang werd gemaakt met de komst van Enrico Cecchetti en Adeline Genée, die de traditie van de Engelse klassieke dansers startte. In het begin van de twintigste eeuw werd Engeland door de Ballets Russes bezocht. Serge de Diagilev engageerde Engelse dansers, die voor de gelegenheid hun naam een Russisch tintje gaven: Lydia Sokolova (Hilda Munnings), Vera Savina (Vera Clark), Anton Dolin (Patrick Healy-Kay), Ninette de Valois (Edris Stannus), Alicia Markova (Alicia Marks). Na de dood van Diagilev in 1929 keerden de meeste Engelse dansers naar hun land terug. In 1930 startte dan ook het hedendaagse Engels ballet.
Men stichtte de Camargo Society, die werken van eigen koreografen vertoonde. Op die manier kwamen voor het eerst Ninette de Valois en Frederick Ashton naar voren als scheppende kunstenaars. Vrij vlug scheidden twee groepen zich af: de dansgroep uit de Valois’ Academy of Choreografie Art, later het Vic-Wells Ballet, het Sadler’s Wells Ballet, nu The Royal Ballet; de Marie Rambert Dancers, later The Ballet Club, nu het Ballet Rambert.
In 1926 ontstond een akkoord tussen Ninette de Valois en haar Academy of Choreografie Art en Lilian Baylis van het Old Vic Theatre, i.v.m. het dansen van divertissementen. Vanaf 1928 gaven ze ook al eens een ballet bij een te korte opera. In 1931 werd een school gesticht, die samen met het Old Vic-gezelschap naar het Sadler’s Wells Theatre verhuisde. Van toen af werd een nieuwe naam aangenomen: het Vic-Wells Ballet. Het eerste repertoire bestond vooral uit werken van de Valois zelf, o.a. Job.
De bekendste dansers van deze eerste periode waren: Alicia Markova, Lydia Lopoekova en Robert Helpmann. Onder supervisie van Nicolaj Sergejev kwamen ook vlug de grote klassiekers als Het zwanenmeer, Coppélia, Giselle en De notekraker op het programma.
In 1935 kwam de vijftienjarige Margot Fonteyn bij het Vic-Wells Ballet en maakte haar debuut in Rio Grande. Datzelfde jaar nog verving zij Alicia Markova als ballerina. Deze laatste had samen met Anton Dolin het Markova-Dolin Ballet, een reizend gezelschap, gesticht. Tijdens de Tweede Wereldoorlog werd de balletactiviteit niet stilgelegd en werd er vele malen buiten het gebombardeerde Londen opgetreden. De jaren 1940-45 waren van hoge artistieke kwaliteit. In 1945 splitste de groep.
De acteurs en de zangers gingen terug naar het Old Vic Theatre, de dansers bleven in het Sadler’s Wells Theatre en werden zelfstandig. De groep nam een nieuwe naam aan, het Sadler’s Wells Ballet. In 1946 werd een tweede gezelschap opgericht, het Sadler’s Wells Opera Ballet. Beide gezelschappen verhuisden naar Covent Garden, de Royal Opera van Londen. Tien jaar later in 1956 werden de twee balletten samengevoegd en werd hen bij ‘royal charter’ het recht toegekend de titel koninklijk te dragen: de Royal Ballet had zijn definitieve vorm en naam. Ninette de Valois, die de titel Dame gekregen had, bleef directrice tot 1963.
Sir Frederick Ashton volgde haar op tot 1970. Nadien werden Kenneth MacMillan, Peter Wright en John Field directeur, de laatste voor de reizende afdeling. Het huidige Royal Ballet telt ongeveer 150 dansers. Tot de voornaamsten behoren of behoorden Margot Fonteyn, Robert Helpmann, Pamela May, Harold Turner, Michel Somes, Beryl Gray, Violette Elvin, Anette Page, Svetlana Beriosova, David Blair, Nadia Nerina, Antony Dowell, Desmond Doyle, Leslie Edwards, Merle Park, Georgina Parkinsson, Brian Shaw, Antoinette Sibley, Doreen Wells, David Wall, Lyn Seymour, Rudolf Noerejev. Naast alle klassiekers danst het Royal Ballet ook nieuwe werken zoals The Haunted Ballroom, The Rake’s Progress en Checkmate van de Valois; Les Patineurs en A Wedding Bouquet van Ashton; Le Tricorne en La Boutique Fantasque van Massine; A Mirror for Witches van Howard; Ballet Imperial, Appolo en Serenade van Balanchine; Ballabile van Petit; Dances concertantes, Romeo and Juliette, Song of the Earth van MacMillan, Les Biches en Les Noces van Nijinska; Dances at a Gathering van Robbins.
Het Ballet Rambert ontstond vanuit de school van Marie Rambert. Uit deze school werd een groepje dansers gevormd, The Marie Rambert Dancers, die in 1930 een eerste voorstelling gaven. Nog datzelfde jaar werd de groep herdoopt tot Ballet Club. Daar de naam van de stichtster steeds met het Ballet verbonden bleef, kon vanaf toen ook de naam Ballet Rambert van toepassing zijn. Tot de eerste generaties dansers behoorden o.a. Tamara Karsavina en Leon Voisjikovski als gasten, Pearl Argyle, Andrée Howard, Frederick Ashton, Walter Gore, Anthony Tudor, Peggy van Praag, Sally Gilmour, Leo Kersley.
In 1937 verliet Tudor de groep en vormde zijn London Ballet. Door de Tweede Wereldoorlog werd het Ballet Rambert ontbonden. Onmiddellijk daarna werd opnieuw gestart. Men ondernam een eerste, verre tournee van achttien maanden door Australië en Nieuw-Zeeland. Van dan af werden steeds grote reizen gemaakt, o.a. naar China en doorheen de V.S. Omstreeks 1960 deden zich echter financiële moeilijkheden voor die leidden tot de volledige reorganisatie van de groep in 1966.
Van dan af verscheen het Ballet Rambert als een kleiner gezelschap van zestien dansers, dat zich toelegt op de creatie van nieuwe werken van jonge koreografen, zoals Rudi van Dantzig en Paul Taylor. Tot de voornaamste balletten op het repertoire van het Ballet Rambert staan, naast enkele klassiekers, o.a. A Tragedy of Fashion van Ashton, Lilac Garden van Tudor, Lady into Fox van Howard, Bar au Folies-Bergère van de Valois, Simple Symphony van Gore, Pas de Déesses van Joffrey, Variations on a theme van Cranko.
Een bijzondere organisatie binnen het Engelse balletstelsel is The Royal Academy of Dancing (RAD). Deze organisatie, die in 1920 gesticht werd met Adeline Genée als presidente, heeft verschillende doeleinden: naast het bevorderen van het ballet in Groot-Brittannië, waakt de RAD over het balletonderwijs door b.v. een syllabus voor danspedagogen uit te geven, de controle bij de dansexamens, ook buiten Engeland, het organiseren van de Normaalleergang voor Dansleraars, verbonden aan The Royal Ballet School. Daarnaast verleent de RAD beurzen aan begaafde leerlingen en koreografen. Van 1954 af reiken zij elk jaar de Queen Elisabeth II Coronation Award uit voor een bijzondere prestatie op balletgebied. Sinds 1954 staat Margot Fonteyn aan het hoofd van de RAD.
Naast de twee belangrijkste Engelse groepen bestaan of bestonden nog het Anglo-Polish Ballet (1940-47), het International Ballet (1941-53), het Metropolitan Ballet (1947), het London Festival Ballet (1950), het Western Theatre Ballet (1957) dat in 1969 The Scottish Theatre Ballet werd en in 1974 The Scottish Ballet, het London Dance Theatre (1965), het Ballet for All (1965), het New London Ballet (1972) en het Welsh Dance Theatre (1974).
Het moderne ballet werd in Engeland binnengebracht door bezoeken van buitenlandse gezelschappen zoals die van Martha Graham, Merce Cunningham en Paul Taylor. Engelse groepen die modern werk brengen, zijn het Ballet Rambert vanaf 1966, het Moving Being gezelschap (1969) en het Northern Dance Theatre (1969). Er bestaat een London Contemporary Dance School.
Dat Engeland over een talrijk publiek van balletliefhebbers beschikt, bewijzen de vele ‘ballet-clubs’ zoals de Harlow Ballet-Club, de Masque Ballet-Club, de Edinburgh Ballet-Club, de Sheffield Ballet-Club, de Sunday Ballet-Club. Zij propageren en organiseren balletactiviteiten. The London Ballet-Circle staat in voor het houden van voordrachten. In Engeland verschijnen drie ballettijdschriften: Ballet Today, Dance and Dancers en Dancing Times. Daarenboven kan het Engels ballet rekenen op de interesse van het BBC-televisienet en enkele cineasten. Een zestal belangrijke balletfilms werden met dansers uit Engelse groepen gedraaid.