Algemeen Nederlands Woordenboek

Algemeen Nederlands Woordenboek (2009-heden)

Gepubliceerd op 30-05-2017

Spaanstalige

betekenis & definitie

iemand die Spaanstalig is.

iemand die Spaanstalig is; iemand die het Spaans als moedertaal heeft.

Voorbeelden:
De dubbel-cd Nu Yorica biedt een perspectief op één van de boeiendste momenten in die evolutie, namelijk de bloei van de Latijnse muziek (toen algemeen 'salsa' genoemd) in de jaren 70. In die jaren zochten immers twee groepen naar mekaar. Vooreerst de Spaanstaligen uit Cuba, Puerto Rico en de Cariben, daarbij de Afro-Amerikaanse gemeenschap.
De Standaard, 1996

De immigranten voegen zich bij de al grote, gevestigde gemeenschappen van Spaanstaligen, Aziaten en Afro-Amerikanen.
De Standaard, 1996

Welke circuits moeten wel niet op elkaar worden aangesloten om teksten bijeen te krijgen van Italianen, Amerikanen, Chinezen, Hongaren, Portugezen, Tsjechen, Zweden, Spanjaarden en andere Spaanstaligen, Taiwanezen, Duitsers en een Belgische?
NRC, 1995

< >